professional

Mariska van Hoof

spreker | auteur | coach

‘over de stenen die hun ouders niet opruimen, struikelen de kinderen’
Mariska van Hoof

Vanaf haar 26e verdiept Mariska van Hoof zich in persoonlijke ontwikkeling. Dit omdat ze met onverwerkte kinderpijnen kampt die haar belemmeren diep in zichzelf te vertrouwen. “In die tijd was het nog niet gebruikelijk om met bewustwording bezig te zijn. Methodieken waren nog in ontwikkeling en niet uitgewerkt. Ik heb een hele reis gemaakt, veel uitgeprobeerd, ontdekt en ontwikkeld.”

Gaandeweg brengt haar zoektocht haar steeds dichter bij zichzelf. Ze gaat meer en meer naar de kern hoe familiepatronen ontstaan, hoe ze ons beïnvloeden en hoe we deze kunnen doorbreken. Door jarenlange studie en door haar eigen wonden te helen, ontwikkelt ze een diepgaande visie over de ouder-kindrelatie. Hierover geeft ze interactieve lezingen en begeleidt volwassenen om deze patronen te doorbreken. Haar wond is omgezet in visie en kracht.

“Ik vond datgene waar mijn ziel warm van wordt, waardoor ook mijn levenservaringen een diepere zinvolheid kregen. Ik wil iets zichtbaar maken in de wereld, geluid gevenaan de belevingswereld van het (ongeboren) kind. De ervaringen die het kind opdoet, de impact daarvan, wat hij nodig heeft en waarnaar hij ten diepste verlangt.”

In het voorjaar van 2023 wordt haar eerste boek ‘Verstrikt in familiepatronen’ gepubliceerd. Een roman over het ontrafelen van verstrikte familiepatronen in het leven van Steffie. Het is geen theoretisch boek, maar een spannend en luchtig boek met tegelijkertijd veel diepgang.

Met zowel haar boek als haar activiteiten hoopt Mariska mensen wakker te kussen om stappen te zetten. Dit voelt voor haar als een diepe missie. Ze wil volwassenen en ouders begeleiden in de heling van hun kinderpijn, waardoor zij emotioneel meer beschikbaar kunnen zijn voor hun geliefde kind. “Zo wil ik mijn diepe liefde voor kinderen uitdragen, voor het pure in onszelf en de aarde waarop we leven.”

‘je blik op de wereld hangt af van wat je meedraagt in je hart’ – Goethe